25 Jaar Sint Hippolytuskapel, reden tot grote dankbaarheid
Op 30 juli 1997 was het 25 jaar geleden dat onder auspiciën van onze stichting Sint Hippolytuskapel – die toen nog ‘stichting tot behoud van de Sint Hippolytuskerk’ was genaamd – voor de eerste maal sedert de Reformatie weer de H. Mis in die kapel werd opgedragen. Vanaf die datum hebben, zonder onderbreking, elk weekend op de zaterdagavonden op de zondagochtend Eucharistievieringen in de kapel plaatsgevonden en bovendien nog op tenminste één dag door de week.
Aanvankelijk werd het kapelgebouw gehuurd, doch in 1977 heeft onze stichting door aankoop de eigendom ervan verworven.
In de kapel zijn sinds 30 juli 1972 ook vele huwelijken gesloten. Kinderen en ook volwassenen zijn er gedoopt. Mensen ontvingen in de kapel het sacrament van boete. Het sacrament van het vormsel is er toegediend. Onze priester is erop uitgetrokken om het sacrament van de zieken toe te dienen. Velen zijn vanuit de kapel naar hun laatste rustplaats gedragen. En dit alles gaat voort.
Onder de aanvankelijke bezoekers van de kapel waren er velen, die met betrekking tot hun parochiekerk ontheemd waren geworden door het afbreken van de vertrouwde en geliefde Sint Hippolytuskerk aan de Voorstraat te Delft, doch al spoedig zijn ook anderen de diensten in onze kapel komen bezoeken.
Wij mogen vaststellen dat onze kapel in de afgelopen kwart eeuw voor honderden mensen een echt kerkelijk thuis is geweest.
Al die tijd heeft onze kapel bij voortduring het geluk en het voorrecht genoten een eigen priester te hebben.
Onze eerste vaste priester was pater L. van der Heijdt, een monnik van de orde der benedictijnen.
Hij is opgevolgd door de jezuïet pater dr. Th.Ausems, en deze op zijn beurt door zijn ordegenoot pater dr. J.C.M. Fruytier, die het langst onze vaste priester is geweest.
In zijn tijd en nog een aantal jaren daarna heeft de kapel bovendien een vaste assistent voor de zaterdagavond gehad, te weten pater J. Brand, ook een jezuïet.
Nadat pater Fruytier ernstig ziek was geworden en daardoor zijn werk voor de kapel niet meer kon voortzetten, kwam er een franciscaan, pater G.J. Kleijweg.
Na diens plotseling overlijden hebben de toenmalige deken C.J.J. Hillenaar, ook van de sociëteit van Jezus, en de franciscaan pater dr. R. van Lieshout enige tijd de diensten in de kapel verzorgd, totdat wij een nieuwe priester hadden gevonden in de persoon van pater H.J. Hageman, lid van de congregatie van de priesters van het H. Hart.
Pater Hageman heeft ruim negen jaar onze kapel gediend. Ter gelegenheid van zijn tachtigste verjaardag heeft hij ontslag genomen, doch niet nadat wij wederom in de gelegenheid waren geweest een nieuwe priester aan te trekken, te weten: pater Dr. F.J. Vervooren, lid van de orde der ongeschoeide karmelieten, die begin november a.s. alweer twee jaar bij ons fungeert, aanvankelijk als assistent van pater Hageman, doch sinds juni 1996 als onze vaste priester.
De stichting is op eigen initiatief, zonder voorafgaande verklaring van instemming van de bisschop begonnen, doch wij hebben in 1977 de vreugde mogen smaken dat de stichting door de toenmalige bisschop van Rotterdam, thans aartsbisschop van Utrecht en kardinaal, Dr. A.J. Simonis, is erkend en, met goedkeuring van haar statuten, in het bisdom Rotterdam is ingeordend. Wij maken sindsdien dus formeel deel uit van het bisdom, echter met een bijzondere rechtsvorm, namelijk de vorm van een stichting volgens het Nederlands burgerlijk recht.
De besprekingen die hebben geleid tot die inordening heeft ons bestuur mogen voeren met wederom een benedictijn, namelijk Mgr. drs. R.Ph. Bär, die toen vicaris-generaal van Mgr. Simonis was en later diens opvolger op de Rotterdamse zetel is geworden.
Opmerking verdient dat aan onze stichting bij die erkenning het recht van voordracht is verleend, zodat wij zelf onze vaste priester mogen zoeken en ter benoeming aan de bisschop voordragen.
Hoog in het vaandel van de stichting staat dat zij ervoor wil waken dat – zoals ook in haar statuten is uitgedrukt – de Eucharistie in de kapel wordt gevierd volgens de officiële liturgie en dat ook de verkondiging van het geloof geschiedt in volle overeenstemming met hetgeen de rooms-katholieke kerk te geloven voorhoudt. Dit is ook ons richtsnoer, als wij bij de bisschop een nieuwe priester ter benoeming voordragen.
De stichting heeft zich steeds in een uitstekende verstandhouding met Mgr. Simonis en Mgr. Bär mogen verheugen. Groot was onze vreugde toen Mgr. Simonis in eigen persoon op 23 mei 1983 in onze kapel het sacrament van het vormsel kwam toedienen. Met genoegen vermeld ik voorts dat wij van kardinaal Simonis schriftelijk een hartelijke gelukwens met ons jubileum hebben ontvangen.
Ook met de Maria van Jesse parochie en met name met haar pastoor J.C.M. van Winkel hadden wij een hartelijk contact en goede samenwerking.
Intussen is Mgr. Bär als bisschop van Rotterdam opgevolgd door Mgr. drs. A.H. van Luyn S.D.B., terwijl er in het pastoraat van de stad Delft grote veranderingen hebben plaatsgevonden. Onze stichting streeft ernaar ook met de huidige bisschop van Rotterdam en met het onder leiding van pater B.M.C. Stoffels S.J. staande Delftse stadspastoraat, een goede verstandhouding op te bouwen. Wij bidden ervoor en vertrouwen erop dat wij ook hierin zullen slagen.
De hierboven weergegeven lotgevallen van onze stichting en kapel geven reden tot grote dankbaarheid aan God.
Dankbaar zijn wij jegens kardinaal Simonis en Mgr. Bär voor de inordening in het bisdom.
Dankbaar zijn wij jegens onze successieve vaste priesters; jegens de priesters die incidenteel onze vaste priester vervangen of dit in het verleden deden; jegens onze talrijke trouwe medewerkers: onze koster, die met grote inzet en zorg en al jaren lang zijn werk als zodanig verricht; de vroegere kosters voor wie hetzelfde geldt; de acolieten en misdienaars; de leden en vroegere leden van ons voortreffelijk koor met zijn dirigent en organist, beiden al even voortreffelijk; de collectanten; de kunstenaar in ons midden, die met tekenstift en penseel onze kapel ten dienste is (en niet alleen daarmee) en ondermeer het logo van de stichting heeft ontworpen; de mensen die voor de versiering, het onderhoud en het schoonmaken van de kapel zorgen of vroeger hebben gezorgd; hen die elke maand opnieuw ons maandelijks informatieblad verzorgen of verzorgden; en natuurlijk mijn huidige en vroegere medebestuursleden.
Dankbaar zijn wij jegens allen die in onze kapel ter kerke gaan, jegens de weldoeners van de kapel en jegens allen die haar een goed hart toedragen.
Ik moge sluiten met de bede dat ook de komende tijd voor onze kapel zeer zegenrijk zal zijn.
Mr. J.A. Rigters, voorzitter
WOORDEN VAN PATER DR. J.C.M. FRUYTIER S.J. BIJ HET EERSTE LUSTRUM
Hoe het begon…
Tot 30 juli 1972 vierden een aantal Delftse katholieken de Eucharistie in de Delftse Doelen. Ze voelden zich na de sluiting van de. Hippolytuskerk en na andere schokkende gebeurtenissen in het Delftse katholieke leven alleen gelaten en dakloos en sloten zich daarom bij elkaar aan om steun te vinden. Het was geen kwestie van verzet, maar van geborgenheid. De kerkelijke overheid toonde hiervoor begrip en gaf permissie.
De kapel…
Spoedig werd dit kleine, intieme gebouw, – de voormalige Heilige Geestkapel waaraan de naam Sint Hippolytuskapel werd gegeven – dat men met veel liefde en zorg en met eigen mankracht en op eigen kosten tot een mooi kapelletje had omgetoverd, een toevluchtsoord voor veel mensen van elders. Deze historische kloosterkapel uit anno 1390, in 1572 in andere handen overgegaan en voor vele doeleinden gebruikt, kreeg na 4 eeuwen weer zijn oorspronkelijke bestemming terug. Vanaf toen klonk er de stemmige gregoriaanse en polyfone kerkzang van het koor o.l.v. Nico Verhoeff in een sfeer van ingetogen-heid en geestelijke geborgenheid, die men elders soms miste.
Inordening …
Het getuigde van groeiend begrip bij de kerkelijke overheid, dat zij aan deze way of life, die ergens ook een nieuwe vorm van gemeenschap inhield, steeds meer ruimte begon te schenken. Hier was geen sprake, zo constateerde men tot zijn voldoening, van zich afzetten tegen anderen of van polarisatie, maar van een schuchtere poging om op eigen wijze gestalte te geven aan het gemeenschappelijke kerkzijn. Men wilde binnen de Kerk een veilig tehuis bouwen voor zijn Geloof en de Beleving daarvan.
We willen zijn: KERK AAN DE WEG …
De Kerk heeft altijd kerkgebouwen en kloosterkerken gekend, die openstonden voor en gericht waren op mensen, die langs kwamen, op mensen onderweg, mensen die zochten, pelgrims, mensen die plaatselijk niet gebonden konden of wilden zijn, mensen ook met een bepaalde voorkeur die elders niet aan hun trekken kwamen. Aan die mensen boden deze kerken-aan-de-weg, zonder territoriale claims of rechten, een stukje godsdienstig thuis. Achter deze kerkgebouwen stond dan een kleine gemeenschap, die zich inzette voor dat gebouw en voor alles wat daarin gebeurde. Meestal was dit een kloostergemeenschap. Naast de parochiekerken werden deze kerkgemeenschappen met hun speciale doelstellingen door de kerkelijke overheid, paus en bisschoppen, erkend en gewaardeerd.
Welk program?…
In tegenstelling tot de parochies, die elk wat wils moeten bieden wegens de grote verscheidenheid van gelovigen, concentreren wij ons op een bepaalde stijl van liturgie en vroomheid, van verkondiging en samenwerking. Er zijn tegenwoordig zo veel stijlen. En niet iedereen is daarmee even gelukkig. Wij willen het sacrale, het heilige en verhevene in de eredienst uitdrukkelijk laten uitkomen. Ook in de prediking willen we de eerste en voornaamste aandacht schenken aan het geestelijke, aan de uitleg van de Heilige Schrift zelf en aan de geloofsleer in zijn verband met de christelijke levenspraktijk. Dit christelijk leven moet vruchtbaar zijn voor de medemensen van dichtbij en van verre.
Neemt knechten aen, beschrijf s’een seghel
Van yver heet, van rade koel.
En twijfelt niet ghy sult een seghel
Wel krijghen vande Roomsche Stoel;
Want sulcken plant – die Godes’hand
Gepoottet heeft sal niet vergaen:
Soo lang z’in haer gelit blijft staen
Voor de toekomst…
Zonder wie dan ook te beoordelen, willen we zelf graag het duidelijke “zegel van de Roomse Stoel” zoals de dichter-priester Jan Baptist Stalpaert van der Wiele zegt, blijven dragen en daaraan kenbaar zijn. We vinden het een eer en voorrecht onder de Kerk van Rome en het gezag van de Paus te horen en ons daarnaar te richten. Ieder die in dit verband met ons wil meewerken is te allen tijde hartelijk welkom. En onder dit zegel willen we vol vertrouwen op Onze Heer en zijn Moeder en onder de titel en bescherming van de patroon van Delft, Sint Hippolytus, de toekomst ingaan.
pater Fruytier S.J. z.g.
MYSTERIUM FIDEI – vijfentwintig jaar ALTAERGEHEIMENISSEN …
Ick zing van Godts Altaergeheimenissen;
Van d’Offerspijs der heilige offerdisschen;
Van Offereere, en eeuwige Offerhant.
Wat Serafijn, wat Goddelijck trouwant
Zal, daer de Kerck gevult met zoom en slippen
van Godts gewaet, nu mijn besmette lippen
Toch zuiveren met vier van ’t hoogh Altaer?
Waer voor ick my met nederigh gebaer
Ter aerde worp, al sidderende en verlegen
Om ’t stercke licht: geen arent magh hier tegen.
De troonwacht zelf bedeckt haer aengezicht
En voeten, voor dit onverdraeghzaem licht;
En rollende den galm van driemael heiligh
Elckandren toe, staet naulix vast en veiligh,
De pijler beeft: de muren beven oock,
Gelijck verbaest: ’t gewelfsel hangt vol roock.
(I, 1-16)
Een dichter werd door pater Fruytier geciteerd als een getuige van rechtzinnigheid in het geloof. Op de titelprent van het gedicht ‘ALTAERGEHEIMENISSEN’ van niemand minder dan Joost van den Vondel staat zijn lijfspreuk JUSTUS FIDE VIVIT – ‘de rechtvaardige leeft uit zijn geloof’- terwijl ‘Justus’ ook ‘Joost’ betekent! Vijfentwintig jaar vieren gelovigen uit alle windstreken in de Sint Hippolytuskapel te Delft samen eucharistie. Zij worden daarin vóórgegaan door R.-k. priesters, die hen willen binnenleiden in het mysterie van het geloof. Wij vormen één lichaam en één geest in Jezus Christus, Zoon van de Vader, dé Hogepriester. Het is zijn tegenwoordigheid in de Geest, onder de gedaanten van brood en wijn, die ons tot ‘Lichaam van Christus’ maakt. In stilte, in eigen woorden, reciterend of zingende biddend wordt er gecommuniceerd met God als de Eeuwige, de Drieëne. Vijfentwintig jaar in een kleine kapel…samen op weg naar het komende jubeljaar 2000… dat is dus één tachtigste deel van onze christelijke geschiedenis… Historisch besef maakt bescheiden, maar nodigt ook uit om moedig en enthousiast het geloof vérder te dragen in de geschiedenis. Mogen de woorden van Vondel, het begin van de Altaergeheimenissen, daarom als een uitnodiging zijn onze Sint Hippolytuskapel te behouden, en zonodig te verdedigen, als heilige plaats van samenkomst rond het altaar van de Heer, verblijf voor de Allerhoogste, want: ‘Tu solus altissimus, Iesu Christe’. Laat de vreugde in de heilige roomskatholieke liturgie de harten verheffen!
Met Hippolyt naar het jubeljaar 2000
Het einde van onze eeuw nadert. We gaan binnenkort over de drempel naar het jaar 2000. De Sint Hippolytuskapel bestaat temidden van dit grootse gebeuren 25 jaar. We hebben de rode loper al uitgelegd.
Wat is ons na de dramatische sluiting van de Sint Hippolytuskerk veel goeds overkomen. We hebben wel flink met de genade moeten meewerken. Het ging niet vanzelf, maar we voelden dat we in alles werden geleid.
Zoals in 1573 de eerste Sint Hippolytuskerk (De Oude Kerk) voor de gelovigen werd gesloten, zo verging het in 1970 de gelovigen opnieuw. Rigoureus werd hen alles afgenomen.
Vroeger en nu.
De eerste keer kwam Pastoor Stalpaert van der Wiele vanuit Rome de Hippolytusparochianen te hulp. Nu kwam de hulp van Pater L. v.d. Heijdt OSB, missionaris in Trinidad, maar Delftenaar in hart en nieren. Pater Dr. Th. Ausems SJ, historicus en Neerlandicus, stond als grote inspirator naast hem. We kwamen bij elkaar in de Stadsdoelen, totdat op een dag Louis Verstraaten zei: “De kapel op de hoek van de Nieuwstraat is te huur”. We lieten er geen gras over groeien. We huurden van de “Stichting Het Meisjeshuis” per 1 juli 1972 de kapel. De grote schoonmaak en de inrichting als kapel voor de katholieke eredienst begon. Behalve van het dekenaat, kregen we van alle kanten hulp: van de Zusters van Liefde uit het Annagesticht, de zusters Augustinessen van de Toussaintkade in Den Haag, rector J. Sanberg, oud-kapelaan van de St. Hippolytuskerk, en van Pater W. Beentjes MHM, die voor de liturgische kleding zorgde. Zo kan ik nog lang doorgaan.
De heer Van Geenen, voorzitter van onze stichting, vroeg Gerard van der Heijden een zangkoor samen te stellen. Kees van der Zanden was al gauw onze vaste organist achter het Dereux-orgel. Op 3 augustus 1973 kwam Nico Verhoeff, “uit sympathie voor ons” zoals hij zei, als dirigent leiding geven aan ons zangkoor. De zangers stroomden toe en bijna wekelijks vroeg hij: “Zorg je dat mevrouw Stolk zondag komt zingen?”.
Erkenning
Van het bisdom en het dekenaat hebben we door ons enthousiasme en doorzettingsvermogen in de jaren die volgden, erkenning gekregen. Voortreffelijke paters Jezuïeten gingen ons voor; zij openden voor ons deuren. De vele activiteiten die wij ontplooiden moesten wel respect afdwingen.
De eerste officiële ontmoeting van bisdom en dekenaat enerzijds en ons stichtingsbestuur anderzijds, was op 13 januari 1977. Vicaris-generaal Drs. R.Ph. Bär en deken J. Sul kwamen samen met ons praten. Gespreksleider was pater J. Brand SJ. Na afloop tekenden deken Sul en vicaris Bär ons gastenboek. De vicaris haalde de woorden van St. Benedictus aan: “Ut omnia membra sint in pace”, mogen alle leden in vrede zijn.
Binnen het jaar was alles rond. Inordening in het bisdom, afspraken met de Maria van Jesseparochie en eigenaar van de kapel. Op 30 juli 1977 herdachten we ons eerste lustrum. Aan de inordening werd toen nog gewerkt.
In september 1978 hebben we alles wat bereikt was groots gevierd. We lieten het samenvallen met het feest van pater Fruytier, die herdacht dat hij 50 jaar Jezuïet was. Bij die gelegenheid gaven we ons boekje uit: “Van Heilige Geestkapel tot Sint Hippolytuskapel” (nog steeds verkrijgbaar). Op de wijze van “Sing, sing a song of joy” zongen we ons feestlied:
Banden kun je niet verbreken
van de Hippolytuskerk,
want na zes jaar is gebleken
hoe ze zijn: geweldig sterk.
Grote kerk werd afgebroken
dan maar naar een klein gebouw
Handen werden uitgestoken
in een onderlinge trouw.
Bij gelegenheid van ons 25-jarig bestaan zullen we het lied weer zingen, vol vertrouwen in de toekomst op weg naar het magische jaar 2000.
Pauline van der Heijden
25 JAAR TER KERKE GAAN IN DE SINT HIPPOLYTUSKAPEL
Het is waar: De Sint Hippolytuskapel bestaat 25 jaar!
De optimist, pessimist, realist, idealist, toerist en de atheïst hebben elkaar gevonden.
We zochten…”een Kerk”…
Het werd de sfeervolle kapel aan ’t Oude Delft.
Een uitnodiging tot gebed.
Kerstmis, Pasen, Pinksteren en Zondags
zingen we tijdens de liturgievieringen.
Op Dinsdag gelegenheid tot gebed, aanbidding en gesprek.
Een luisterend oor. En eucharistie!
Woensdag gebedsgroep.
Donderdag rozenkransgebed.
Eerste Vrijdag H.Mis
Zaterdag Liturgieviering.
Trouw en rouw, dopen en bedienen. Alles wat bij ’t leven hoort, maak je mee.
Een kerk geeft werk.
Spontaan wordt het door vrijwilligers gedaan.
Een kerk maakt samen “sterk”
Er is belangstelling voor elkaar. Je deelt lief en leed.
Zo…willen we nog wel jaren doorgaan!
I. v.d. Burg
Een 25 jaar durende noot van de koorzolder
Is dat niets voor jou? Zo klonk de eerste vraag van het toenmalig bestuurslid Jan Brinkhof, om de welbekende Nico Verhoeff z.g. op te volgen als dirigent van de Sint Hippolytuskapel.
Daar stond ik dan op Pinkstermorgen meer dan 20 jaar geleden met de missa “In honorem Angelorum” van Joop Schouten, vol maatwisselingen, als vuurdoop. Er werd heel enthousiast gezongen door een voor zo’n kapel behoorlijk groot koor, met een veilige trefzekere begeleiding van Kees van der Zanden.
Het Hippolytuskoor
Als ik het kort weergeef wat dit koor typeert, dan kan ik zeggen: een aantal krachten in het koor zorgde ervoor dat nieuwe missen of motetten vrij snel konden worden ingestudeerd naast het steeds terugkerende Gregoriaans. En hoewel bij elke partij maar een relatief klein aantal zangeressen of zangers stond, durfden wij veel aan: de pontificale missen van Perosi, Refice, Mozart, Cuypers, Bruckner en verder missen van Schouten, Nieland, Gounod, Haller, enz.
Ook prachtige motetten als Locus Iste, Caro mea, Laudate Dominum, Halleluia van Händel, Domine salvam fac en de Ave Maria’s. Als het nodig was, componeerden Kees en ik zelf een motet. Werkelijk te veel om op te noemen, als ik ook nog denk aan Kerstmis met de Kerststonde.
Opvallend was ook altijd dat de koorleden zich zodanig inzetten dat de uitvoeringen op zondag eigenlijk nog beter en mooier werden gezongen dan op de repetities.
Het orgel
Wij boffen enorm dat Jan Wensveen sr. zo’n muzikale en technische duizendpoot is en dat hij elk moment insprong als organist, dirigent of zanger. Daarnaast investeerde hij enorm veel tijd aan de bouw van een heus kerkorgel. Ook nu is hij druk bezig met de uitbreiding daarvan.
Ik vond het al zoiets geweldigs dat onze Kees van der Zanden de zang kon begeleiden met een onbenullig orgeltje, later een tovenaar bleek te zijn op het elektronische Dereux-orgel waar de heer Van Lingen ons op attendeerde, maar nu, nu is het echt, het orgel.
De vieringen
De inzet waarop ik doelde, als ik denk aan Kees, Jan en de zangeressen en zangers, wordt nog duidelijker als we nagaan hoeveel vieringen er in onze kapel zijn gehouden. Hoeveel uitvaarten, doopvieringen en vooral huwelijksmissen zijn er niet gevierd in onze kapel en op welke manier! De mensen kwamen met de meest uiteenlopende wensen. Hoe prachtig was niet de uitvaart met het Requiem van Perosi, de zoveeljarige huwelijksfeesten met prachtige missen met solo’s. Zelfs zongen we desgevraagd Yesterday van de Beatles, maar ook het negenstemmige Miserere van Allegri.
Bij dit alles heb ik nog niet eens genoemd de prachtige spektakeluitvoeringen met Rebecca Stewart en naast onze kerststondes, de uitvoeringen in Rhoon en in de Burgwalkerk voor Pro Petri Sede. Ook verleenden wij onze medewerking op 9 september 1979 aan een radiouitzending op ziekenzondag vanuit onze kapel. De hoogmis werd door de KRO uitgezonden.
Bijna alles kon in onze “kapel langs de weg”….. Eigenlijk is het een wonder; iets dat alleen maar mogelijk is en was, omdat het ging om de meerdere eer en glorie van God.
Dank
Daarom duizend maal dank aan de koorleden, ook aan hen die ons van buitenaf kwamen ondersteunen, aan de organist, om dit groot enthousiasme.
Ik hoop en wens dat wij, ondanks “deze tijd”, daartoe nog lang in staat zullen blijven.
Sint Hippolytus, patroon van onze stad en van onze kapel
In 1986 heeft pastoor Eugen Lang, uit de Duitse plaats Böhmenkirch, een boek uitgegeven met als titel “Hippolyt von Rom und seine Patronate in sechs europäischen Ländern” (171 pagina’s). Meer dan 30 jaar daarvoor ontstond zijn interesse voor de patroon van zijn eigen parochie, Sint Hippolytus. Gedurende 25 jaar verzamelde hij zeer veel gegevens uit o.a bisschoppelijke archieven in Duitsland, Frankrijk, Luxemburg en Nederland, om vervolgens gegevens te verzamelen van vakmensen, pastoors en personen die zich in de kerkgeschiedenis interesseren. Er ontstond een uitgebreide briefwisseling en gaandeweg waren 67 patronaten te registreren: 34 in Frankrijk, 21 in de toenmalige Bondsrepubliek Duitsland, 4 in Nederland (waaronder Delft), elk 3 in Oostenrijk en Zuid-Tirol en 2 in Luxemburg. Daarnaast was het zijn bedoeling duidelijkheid te scheppen over de persoon van Hippolytus.
Spoedig bleek dat serieus onderzoek slechts een Hippolytus accepteert, namelijk Hippolytus van Rome.
Legenden
Uitvoerig gaat pastoor Lang in op het ontstaan van legenden. “De Theseus-, Prudentius- en officierslegende, de laatste in verbinding met Sint Laurentius, hadden deze grote en tegelijk tragische gestalte uit de 3e eeuw in het Avondland, de rol van een “paardenheilige” opgedrongen”, schrijft pastoor Lang in het voorwoord van zijn boek.
Ook gaat hij in op de vraag of “Hippolytus van Porto” (Porto is een havenstad aan de monding van de Tiber) dezelfde persoon is als “Hippolytus van Rome”. Er zijn geleerde voor- en tegenstanders van deze opvatting, zodat deze vraag vooralsnog open blijft.
Het nu volgende is ontleend aan het genoemde boek.
Hippolytus van Rome
Hippolytus van Rome is vóór 170 geboren en stamde waarschijnlijk uit een adellijke familie uit Klein-Azië of Alexandrië. Hij was een leerling van Ireneus, de belangrijkste theoloog van de 2de eeuw en “vader van de katholieke dogmatiek”. Deze leerde Hippolytus kennen rond het jaar 194 in Gallië. Hippolytus’ veelzijdige kennis en zijn bijzondere ijver in het onderzoeken en de verkondiging van Gods woord volgens de Heilige Schrift hadden tot gevolg dat hij, reeds onder paus Victor I (189-198), in de Romeinse clerus werd opgenomen en tot priester gewijd. Sinds het begin van de derde eeuw werkte hij in Rome.
Hippolytus is van grote betekenis geweest als kerkelijk schrijver. Hiëronymus (331-420) noemt 19 titels van zijn boeken en vermeldt nog verschillende andere geschriften. Hippolytus werkte als dogmaticus, exegeet, predikant, dichter, historicus en zelfs als astronoom. Pas door de ontdekking in 1551 van zijn standbeeld, vermoedelijk op de plaats waar hij begraven was, was het mogelijk veel van zijn geestelijke werken te identificeren, omdat in de sokkel van de kathedra veel van de titels van zijn geschriften ingebeiteld staan. Dit – door Pirro Logorio (1500-1583) gerestaureerde – standbeeld wordt beschouwd als het oudste standbeeld uit de christelijke tijd. Het toont de toenmalige Priester van Rome in zittende houding op zijn leerstoel.
Tegenpaus
Hij is de geschiedenis ingegaan als de Grieks-schrijvende priester en vooral als de eerste tegenpaus.
Bij de keuze van paus Callistus I (217-222), een voormalige slaaf, veroorzaakte Hippolytus een splitsing. Oorzaken waren persoonlijke tegenstellingen tussen Callistus en Hippolytus, over de boetepraktijk en verdere punten van de kerkelijke tucht. Hierdoor escaleerden de bestaande spanningen omtrent de logos-theorie tot een openlijk conflict. Zo kwam het dat Hippolytus, die de bedreigde eenheid van de kerk wilde redden, door zijn aanhangers, een minderheid, tegen zijn wil, tot de eerste tegenpaus gekozen werd. Dit schisma duurde nog voort onder de pausen Urbanus I (222-230) en Pontianus (230-235).
Verzoening
Zijn laatste levensperiode werd door andere invloeden bepaald. Gedurende de kerkvervolging onder de Romeinse keizer Maximus Trax, werd Hippolytus, die in hoog aanzien stond, samen met de regerende paus Pontianus in het jaar 235 naar Sardinië verbannen, waar de beide kerkhoofden, de een als rechtmatige paus, de ander als schismaticus, in hetzelfde jaar bezweken aan de ontberingen en de zware dwangarbeid in het ongezonde klimaat.
Hier, op Sardinië, kwam, door het samen gedragen leed, de verzoening van Hippolytus met de Kerk tot stand. Paus Pontianus schijnt voor Hippolytus, die zich nog steeds als bisschop van Rome beschouwde, een “gouden brug” naar de terugkeer tot de Kerk gebouwd te hebben, indien hij zelf zijn ambt neerlegde en aan de gemeente in Rome een nieuwe bisschopskeuze overliet. Dit maakte het voor Hippolytus mogelijk de vrede met de kerk te zoeken en zijn aanhangers te bevelen, zijn voorbeeld te volgen en de nieuwe bisschop van Rome te erkennen. Met de keuze van paus Anterus (235-236) was het schisma beëindigd.
De lichamen van beide martelaren werden naar Rome overgebracht. Paus Pontianus werd in de Kalixtus-catacombe bijgezet, Hippolytus in een begraafplaats aan de Via Tiburtina, niet ver verwijderd van het graf van de H. Laurentius.
Rond het jaar 400 behoorde Hippolytus tot de populairste martelaren van Rome. Hij werd veelvuldig afgebeeld, zijn naam dikwijls als doopnaam gekozen en eeuwenlang werd zijn graf door talrijke gelovigen en bedevaartgangers bezocht. Hij was, zoals de Spaanse dichter Prudentius (geboren rond 348, een van de grootse oud-christelijke dichters van het Avondland) hem schildert, in de oudste tijd een soort “modeheilige”, aan wiens voorspraak men een bijna onfeilbare verhoring toeschreef. Het feest van de H. Hippolytus op 13 augustus was toen een bedevaartsdag voor geheel Italië. Een massa pelgrims uit alle standen, afkomstig vanuit Rome en alle landstreken, stroomde naar het graf van de heilige, waar de paus de feestpreek hield.
In een middeleeuwse hymne wordt Hippolytus geroemd en aangeroepen, opdat hij een advocaat en voorspreker moge zijn voor hen die de Kerk verlaten hebben, omdat hijzelf een tijdlang tot hen heeft behoort.
De Hippolytus-onderzoeker pastoor Reutterer schrijft: “De terugkeer van Hippolytus is te waarderen als een groot heldendom. De heilige zou nooit als bloedgetuige worden vereerd, wanneer hij onverzoend met de Kerk gestorven zou zijn.”.
Jan Wensveen
25 Jaar charitatieve contacten vanuit de Sint Hippolytuskapel
Naast de vastgestelde collectes vanuit het bisdom, hebben we vanuit de kapel vele andere projecten ondersteund. In de jaren ‘70 pater Arnaud Grol W.P. in Nairobi, met zijn Undugu-project voor straatjongens in deze wereldstad. Sinds de jaren ‘90 steunen we Hans Snellaars met zijn stichting “Kinderstad” in Brazilië. Voor Polen en andere landen in Oost-Europa hebben we jarenlang geld en goederen ingezameld.
Een bijzonder contact hebben we met India. Het begon op wereld-missiedag in 1972. Pater Ausems bracht een gast mee uit India: pater Matthew S.J. uit Tiruchirapali. Hij was in Nederland voor wetenschappelijk werk op botanisch gebied. De Jezuiten in Zuid-India hadden van de Indiase regering opdracht gekregen om de flora van Tamil Nadu in boeken vast te leggen. Een levenswerk voor pater Matthew.
Het klikte onmiddellijk tussen hem en onze gemeenschap. Spontaan werd er geld gegeven en dat is sindsdien steeds maar doorgegaan. Pater Matthew heeft er wonderen mee verricht.
In 1993 heb ik een bezoek gebracht aan Zuid-India. Het St. Joseph’s college in Tiruchirapalli is een oase in een drukke stoffige stad. Ik heb op mijn rondreis Belgische zusters ontmoet die, destijds verdreven uit China en India, zijn gaan werken in primitieve ziekenhuizen. Hardwer-kende heilige vrouwen waarvan pater Matthew zei: In moeder Teresa worden al deze zusters geëerd”. Een van de zusters, chirurg in het ziekenhuis, heeft zich na 25 jaar teruggetrokken in de Karmel van Shembaganur; een ”roeping in een roeping”, zoals moeder Teresa. Zuster Clementine bidt dagelijks voor onze kapelgemeenschap evenals een zus van pater Matthew, zuster Geraldine, karmelietes in Cochin.
Ik heb verbaasd gestaan over wat christenen in dat verre India tot stand hebben gebracht. Een kleine minderheid heeft daar bergen verzet. Pater Matthew is voor velen een grote inspirator. Hij voorziet de bedelaars op feestdagen van heerlijke maaltijden. Hij zorgt dat de jeugd toekomstmogelijkheden heeft. Bij alle problemen die zich voordoen, zegt hij: “Salvation history goes on”, de heilsgeschiedenis gaat verder. Er is een waardevolle band ontstaan tussen de Sint Hippolytuskapel en India. Spiritueel en materieel.
In zijn felicitatie schrijft hij: “Voor mij is het contact met de Sint Hippolytusgemeenschap in Delft een aaneenschakeling van mooie herinneringen en grote dankbaarheid.”. Hij bedankt ons voor onze offervaardigheid en hij houdt ons over de besteding van onze giften op de hoogte. Op 30 juli j.l. heeft hij een H.Mis voor ons opgedragen en op 5 oktober d.a.v. doet hij dit wederom.
Wij blijven verenigd in gebed en goede werken.
Pauline van der Heijden
Tekst van het herdenkingsboekje, uitgegeven b.g.v. het 25-jarig bestaan